recensie Objects
Even geen connectie
Ondertitel: Objects In Mirror Are Closer Than They Appear
Er zijn in het dagelijkse leven zo van die kleine prikjes waarin de werkelijkheid heel even naast zijn vertrouwde, overzichtelijke kader valt. Het bijhorende gevoel, alsof je in een luchtbel zit waar een realiteit geldt die met daarbuiten niets van doen heeft. In haar autobiografische roman, The Bell Jar, beschrijft cultdichteres Sylvia Plath de uitgerekte beleving van een gelijkaardig fenomeen. Ze heeft het over de ijle lucht, the rarefied air onder een glazen stolp – in haar geval beschrijft ze hoe ze zich voelt in het diepst van haar depressies.
Verschillende vormen van disconnectie zijn ook het uitgangspunt van choreograaf Salva Sanchis [0] voor zijn nieuwste dansvoorstelling Objects in mirror are closer than they appear. Op welke manier kaderen we onze werkelijkheid? Hoe ervaren we toestanden die niet meteen te kaderen vallen? Om dat dansmatig in kaart te brengen, vertrekt de choreograaf van drie contexten: bevindingen op vlak van neurologie, out- of-body ervaringen en een ‘ontvoering’. Op het podium zijn de ingrediënten op de zoektocht een lange mengtafel aan de zijkant, een groot projectiedoek midden achter, een gitaar, lichaamstaal en dansimprovisatie. Daarmee slagen de vijf performers – Salva Sanchis zelf, dansers Manon Santkin [0], Georgia Vardarou [0], Tarek Halaby [0] en geluidsman Peter Lenaerts [0] – er wonderwel in om via visuele en auditieve middelen een sfeer van afstand op te roepen. Als toeschouwer kan je kiezen voor verhoogde concentratie om greep te houden op wat je ziet en hoort, of meedrijven in vervreemding. Wellicht mikken de performers op de tweede optie – zoveel valt af te leiden uit het doosje met oordopjes dat elke toeschouwer aan de zaaldeur meekrijgt. Na enige aarzeling maar met de imposante mengtafel in het vizier, kiest het gros van de toeschouwers discreet voor zekerheid en volgt de gebruiksinstructies op het grote scherm. Zo gaan we gezamenlijk de avond in, met cilindertjes in knalgeel schuim die halfweg uit de oren blijven steken. En tegelijk ook met een vertrouwde paradox: veiligheid versus disconnectie. Nu, in de voorstelling zal al snel blijken dat de oordopjes niet geluiddicht zijn. Ze zorgen eerder voor een vervormde perceptie van de werkelijkheid. Toch een vleugje Plath dus.
In Objects In Mirror treedt zo ook geen acute kortsluiting op – de kwestie gedijt er in een sfeer van dromerige verwijdering waarin steeds complexere afwijkingen van vertrouwde perceptiekaders elkaar opvolgen. Bevreemding hangt overigens in de lucht al voor de voorstelling goed begonnen is. Het zat in het welkom van de choreograaf. We vangen door onze oordopjes heen een uitgesponnen ‘Hello’ op, die Sanchis van achter zijn lange tafel als een robot in een monotone cadans herhaalt, op vlakke toon. Net voor hij daarmee klaar is, begint danseres Manon Santkin naast het grote scherm hetzelfde te doen, alleen hoor je haar niet, je ziet alleen haar mond bewegen. Met dat onthaal zaten we al één stap naast de vertrouwde realiteit.
De aanzet voor de eigenlijke voorstelling is het verhaal van een jong meisje dat tijdens een picknick van haar gezelschap verwijderd raakt, als vanzelf.
Ze ontmoet een man met wie ze, opnieuw haast ondanks zichzelf, meegaat tot ergens diep in een bos. Niets is concreet, ook de afloop niet, positief of negatief. Het is de onwerkelijkheid die centraal staat.Het relaas is in dialoogvorm gegoten. ‘Do you remember the girl playing?’ Tarek Halaby gebruikt een microfoon om om van achter de grote tafel neutraal-afstandelijk zijn vragen te stellen aan Georgia Vardarou. Zij staat in het midden van de halfduistere ruimte naast het grote scherm. De danseres is ook het meisje, ze beweegt aarzelend. Ze antwoordt met een klein schouderophalen of met een eenvoudige beweging van haar hand. ‘When you were in the woods, what did the man’s hand feel like?’ Ze strijkt even over haar hand. ‘Did you walk a great distance?’ Onzeker peilt ze met één arm de ruimte.Eén na één komen de drie andere dansers in haar universum, waar ze elk voor zichzelf met allerlei armbewegingen letterlijk afstanden meten, mee haar ruimte in kaart brengen. Onderwijl prevelen ze woorden, maar de oordopjes zitten in de weg om te begrijpen wat ze zeggen. Hun oriënterende armbewegingen verschuiven naar bewegingen in de romp, in de benen. Ze verglijden in dans en hun bewegingen worden steeds abstracter.
Eenzelfde soort verschuiving keert uitvergroot in de volgende sequensen terug. Op het grote scherm verschijnt een stukje uit een wetenschappelijke tekst over de neurologische vervorming van visuele en auditieve impulsen. Die tekst wordt door de performers vooraan in een microfoon gelezen, telkens opnieuw, maar je hoort niet de stem die bij de lezer hoort. En, hoewel je intussen ziet wie er achter de montagetafel écht door de microfoon spreekt, blijft het effect bevreemdend.Visueel en dansmatig erg boeiend, maar net iets te lang uitgesponnen is de out-of-body sequens waarin de dansers in dialoog gaan met projecties op het scherm. Het begint met Tarek Halaby die van achter de tafel naar het midden van het podium komt en er als het ware uit zichzelf treedt, want we zien hem verder lopen op het scherm. Het spel van uittreden wordt verder gespeeld met in dat geprojecteerde beeld een tweede scherm waar opnieuw een danser zichtbaar wordt. De drie dansers – die op het podium en zijn dubbels op de scherm – voeren aanvankelijk dezelfde bewegingen uit, maar al snel worden kleine verschillen zichtbaar, in beweging, in kledij. In een volgende fase wordt dat gegeven steeds complexer, met verschillende dansers, zowel op het podium als op de schermen.
Zoals vaker in het werk van Salva Sanchis vertrekt de bewegingstaal in deze voorstelling vanuit improvisatie. In Objects in mirror was de parameter voor de dansers het idee van disconnectie, tussen lichaam en geest, tussen lichaam en omgeving. Het resulteert in kleine impulsen die ze volgen, in hoekige armen, in hoog bewegingswerk, zeer neutraal gebracht en met tussen hen weinig oogcontact. Tegelijk zet improvisatie vanzelf de eigen bewegingskwaliteit van elke danser in de verf zet: springerig, soepel, lankmoedig, muzikaal, kort draaiend… Binnen dat gegeven levert het spel van de dansers met hun ontdubbelingen op het scherm extra kijkgenot op – hoe ze op het podium in en uit hun eigen bewegingskwaliteit schuiven om die van de dansers op het scherm te imiteren. Om ons terug met de voeten op de grond te brengen, speelt Santkin onderweg enkele eenvoudige akkoorden op een akoestische gitaar, maar algauw verdwijnt/verschijnt ook zij met het instrument in de projectie. Althans, zo heeft mijn hoogst individuele neurologische systeem deze episode gekaderd.
Op geen enkele moment echter verzandt de voorstelling in gimmicks. Er spreekt daarvoor te veel poëzie uit de hechte, crescendo opbouw rond het thema van afstand. Naast de inbreng van beeld en geluid spelen het bewegingsmateriaal en de uitstraling van de performers een kernrol. De ontroering van de voorstelling zit in het contrast tussen het intussen bijna clichématige thema van verwijdering, het gebruik ervan als uitgangspunt voor de ontwikkeling van bewegingsmateriaal en de krachtige, lijfelijke, hier-en-nu aanwezigheid van de dansers. Hoe die directe lijfelijkheid ook diametraal staat tegenover de technische middelen, het dromerige meisje en de uiterst neutrale zegging van de teksten.
Hetzelfde contrast zit in de afsluiter: een bloedmooie songcover die bol staat van alles wat voorheen aan disconnectie werd gesuggereerd. Als een kwetsbaar vogeltje brengt Georgia Vardarou een song van – god behoede – queen bitch Britney Spears. In een eenvoudige T-shirt en trainingsbroek wandelt ze naar voor met tussen haar handen een flashy Vegas-microfoon met lovertjes. Ze kijkt ons recht in de ogen en zingt bewegingloos met een hartveroverende présence. Maar de androgyne stem biedt geen uitsluitsel. Is het haar versie die we horen of die van Salva Sanchis, wiens mond achter de tafel meebeweegt? Het refreintje bezorgt onze perceptie een laatste opdoffer. De neuronen moeten alweer alle kanten op om verbanden te zoeken met wat vooraf ging, in de voorstelling en in je belevingswereld.
I must confess that my lonelinessIs killing me nowDon’t you know I still believeThat you will be hereAnd give me a signHit me baby one more time
Gezien op 9 januari 2009 in Kaaitheater, Brussel en 23 januari 2009 in Monty, Antwerpen
Lieve Dierckx