Marc Vanrunxt over Zeit

Na zovele jaren in het vak als choreograaf maak je nu voor het eerst een duet. Vanwaar die keuze op dit moment in je carrière?

Ik heb lang gedacht om er nog een derde element of een actie die buiten de choreografie staat, aan toe te voegen. Een derde présence naast Igor en Eva of een tweede als ik Igor en Eva als één entiteit beschouw. De afgelopen jaren heb ik telkens een vreemd lichaam of een element van buitenaf binnengehaald in mijn werk, zoals de bijdragen van de verschillende kunstenaars in Black Mark of de fysieke aanwezigheid van de twee beeldende kunstenaars in Raum. Maar dat idee heb ik helemaal laten vallen omdat ik mezelf niet wou laten afleiden en ook het publiek niet de kans wou geven om zich te laten afleiden door iets wat buiten de dansers ligt. Ik wou mij nu volledig concentreren op Igor en Eva, op het duet.

Het woord ´duet´ valt omdat dat de vorm is, omdat er twee mensen op scène staan. Zoals je in het theater een monoloog of een dialoog hebt, dat is gewoon een benaming.

Ik heb altijd wel schrik gehad van de beperkingen die de duetvorm met zich meebrengt, vooral de beperkingen in lezing of in mogelijke interpretatie. Omdat je met een heel klassieke vorm te maken hebt en in dit geval ook met de combinatie van een man en een vrouw. Onvermijdelijk ontstaat er iets wat niet aan de orde is met een trio en niet met een solo. Als ik nu zie wat we hebben, halverwege het werkproces, dan denk ik dat ik de duetvorm enerzijds opgegeven heb en anderzijds bekrachtigd en verstevigd heb. En dan merk ik ook op dat alles met richting te maken heeft, hoe je omgaat met de richting van beide dansers binnen het duet: het kijken natuurlijk, maar ook het bewegen. Vooralsnog raken ze elkaar niet aan, wat zeer uitzonderlijk is in een duet. In die zin onderscheidt Zeit zich duidelijk van een duet in het klassieke ballet alsook van contactimprovisatie in de hedendaagse dans. Door te beginnen schrijven hebben we ongemerkt die beperking, waar ik het eerder over had, of die verenging overgeslagen.

Alles of zoveel mogelijk op het lichaam zelf terugbrengen, daar ben ik de laatste tijd meer en meer mee bezig. Het proberen definiëren, aanraken en laten zien van kwaliteiten, nog vóór bewegingen: hoe je iets doet, hoe je iets inzet, of waar de beweging begint en waar ze naartoe gaat. Mijn werk balanceert voortdurend heen en weer tussen voorstellingen zoals Unspeakable waarin veel dramaturgische verwijzingen voorkomen uit de literatuur en de beeldende kunst en voorstellingen zoals Last Pieces waarin die verwijzingen bewust vermeden worden zodat de focus volledig op de muziek en op de dans ligt. Met Zeit kies ik dus duidelijk voor dat laatste. De dansers moeten alles dragen, letterlijk en figuurlijk, zodat zij ook alles van betekenis, input en ideeën kunnen weerspiegelen, transformeren en terugsturen. En in die zin gaat het heel erg over het kijken en het volgen van de energie en de stromen van beweging die zich aandienen. Tijdens het repeteren en tijdens het maken moest ik alles uit mezelf en uit de dansers halen. Ik had, zoals ze zeggen, ´niets in de zakken en niets in de mouwen´. Een voorstelling maken is niet alleen gokken maar ook bluffen. Ik heb meestal geen back-up plan, ik heb de inzet waar ik een jaar lang op zit te broeden en dan is het afkloppen en hopen dat het functioneert. Het is zoals een salto zonder vangnet. Dat maakt het ook veel echter en spannender. Dat maakt het een beetje gevaarlijk voor iedereen.

Het idee van het duet is dus niet uit de vorm zelf gekomen, maar eerder omdat je Eva en Igor samen op scène wilde brengen?

Ja, precies. Het is echt omgekeerd vanuit de dansers ontstaan, vanuit hun persoonlijkheden, hun fysicaliteit.

In hun fysieke gestalte vallen meteen een aantal gelijkenissen op, wat bewegingstaal en achtergrond betreft verschillen ze dan weer heel sterk. In hoeverre is dat een fundamentele kwaliteit voor jou in dit stuk?

Net zoals ik bij het maken van een solo een haute couture idee hanteer, het op maat creëren voor een bepaalde danser, geldt dat idee ook voor Eva en Igor. Ze hebben een ander lichaam en een andere uitstraling. Het zijn geen klonen. Ik wil dus zeker niet tot een uniformiteit komen, maar net tot het uitkristalliseren en nog scherper maken van die verschillen. Ik zou zelfs zeggen dat dat de aanzet is van de voorstelling.

Het zijn geen twee solo´s. Het is geen duet. Het heeft iets met een ontdubbeling te maken, een soort splitsing, zoals broer en zus die zowel verschillen als gelijkenissen vertonen. Een derde element daarbinnen zou bijna onverdraaglijk zijn.

Na Morton Feldman kies je nu voor muziek van Tangerine Dream. Hoewel heel verschillend gaat het bij beiden om een sfeer die gecreëerd wordt, en niet om een opgelegd ritme dat je in een bepaalde richting duwt. Ligt daar de aantrekkingskracht van hun werk?

Inderdaad, het is alle twee accentloze muziek en daardoor is er een soort openheid in het luisteren naar en in het dansen op die muziek. Eigenlijk is deze muziek totaal niet gemaakt om op te dansen en dat blijkt mij dan toch aan te trekken. Zowel het werk van Feldman als dat van Tangerine Dream staat lijnrecht tegenover bijvoorbeeld Le Sacre du Printemps of de Bolero, waarbij je niet anders kan dan de muziek volgen. De muziek zegt je wat je moet doen en als je dat niet doet, dan is dat een statement.

Daarnaast grijp ik ook steeds terug naar het begin van iets in plaats van te werken met de zoveelste interpretatie of revival. Vóór Zeit was er natuurlijk ook al sprake van elektronica in de ‘pop’muziek, maar Tangerine Dream is toch echt wel een belangrijke bron en een voorbeeld geweest voor latere meesterwerken – denk aan Brian Eno’s ambient muziek en zelfs Station to Station van David Bowie. Dat gegeven van artiesten die iets in gang hebben gezet, vernieuwers die misschien zelf minder ‘bekend’ zijn dan hun navolgers heeft mij altijd al geboeid. In die zin kaderen mijn keuzes meestal in een zoektocht naar authenticiteit, oorspronkelijkheid.

Eerlijk gezegd kende ik Tangerine Dream niet, tot mijn oog viel op de hoes van het album Zeit: die dode planeet of die eclips of wat het dan ook is. Ik heb heel veel groepen ontdekt via het hoesontwerp. Een mooie hoes kon al geen slechte plaat zijn. Na de magie van de cover van Zeit volgde de fascinatie voor de muziek.

Het is ook geen toeval dat die plaat ´Zeit´ heet. Na de voorstelling Raum (2006) komen de twee helften van de kokosnoot samen met vijf jaar ertussen. Terwijl ik erachter ben gekomen dat Raum veel meer over tijd gaat en Zeit veel meer over ruimtegebruik. Maar tijd en ruimte zijn uiteraard verbonden. Je kan geen voorstelling maken over ruimte zonder het over tijd te hebben, en omgekeerd.

tekst: Sigrid Janssen