achtergrond Ons Erfdeel

Marc Vanrunxt : vrijheid voor vreemde lichamen.

Lieve Dierckx

“Op een betekenisvolle manier aan betekenis ontsnappen”, is het mission statement van choreograaf Marc Vanrunxt want voor hem moet dans voor zichzelf spreken. In zijn nieuwste werk For Edward Krasinski (2010) zet hij zijn zoektocht verder naar vluchtwegen doorheen de mazen van choreografie. Dat doet hij met meer zelfvertrouwen en minder bedoelingen dan dertig jaar geleden. Zijn bedwongen métier leverde hem een vrijheid op waarin zowel medewerkers als publiek exponentieel kunnen delen.

Marc Vanrunxt begon aan zijn atypische carrière in 1981 in de broeierige sfeer van wat later geboekstaafd werd als de Vlaamse Golf in de podiumkunsten. In een eigenzinnig, parallel universum legde hij er de basis voor een veertigtal choreografieën en performances. Aanvankelijk werd zijn werk veel meer gewaardeerd in Nederland dan in Vlaanderen. Wellicht had dat verschil in appreciatie te maken met zijn expressionistische achtergrond die diametraal stond tegenover het postmoderne dansidioom dat Jan Fabre en Anne Teresa De Keersmaeker meebrachten uit hun respectieve New Yorkse verblijf. Hùn eerste stukken sloegen begin jaren ’80 in Vlaanderen in als een bom, na decennia van éénzijdig balletdieet op de Vlaamse podia. De keerzijde was dat, in een beschermende reflex, een toonaangevend segment van critici en programmatoren erg snel deze nieuwe talenten tot norm verhief. Het werk van Vanrunxt kreeg al even gauw het etiket anti-dans opgekleefd.

Vanrunxt zelf had een opleiding gevolgd bij de Antwerpse danspedagoge An Slootmaekers die thuis was in het Duitse en Oost-Europese dansexpressionisme. Ze wist zijn ‘vreemd’, atypisch danslichaam te waarderen: Vanrunxt is bijna twee meter lang en had als danser meer beweeglijkheid in de torso dan in de benen. In haar lessen lag de klemtoon op beleving – van ruimtelijkheid, volgens de principes van Rudolf Laban en van verschuivingen in het zwaartepunt van het lichaam, naar Rosalia Chladek. Slootmaekers was bovendien thuis in Balinese dans waarvan ze aan haar studenten de zeer geconcentreerde aandacht meegaf die de uitvoering ervan vereist. Doorheen het parcours van Vanrunxt is die intense concentratie niet alleen een constante gebleven, ze zorgde mee voor een nieuw élan in zijn carrière toen hij solo’s begon te schrijven voor dansers/choreografen als Marie De Corte, Gabi Sund, Eva Kamala Rodenburg en Etienne Guilloteau waarin hij werkt met intensiteiten van hun dansaanwezigheid.

Eerder al, na tien jaar overwegend werken in Nederland, kon Vanrunxt vanaf de jaren ‘90 via zijn Antwerpse thuishaven de banden met het Vlaamse dansveld terug aanhalen. Hij ging er opnieuw samenwerken met Jan Fabre die hij had leren kennen als assistent choreograaf in Fabres mythische Het is theater zoals te verwachten en te voorzien was (1982). Vanaf 1996 is Vanrunxt ook structureel partner van De Beweeging, Antwerpse werkplaats voor fysiek theater, dans en performance, nog een plek waar hij bij de beginfase, in 1984, betrokken was. Verder gaat hij in Antwerpen de studenten van het Hoger Instituut voor Dans begeleiden in productiepraktijk en zet hij locatiegebonden performances op, onder andere in het MuHKA (Museum van Hedendaagse Kunst Antwerpen) en in het MoMu (ModeMuseum Provincie Antwerpen). Ook qua publieksbereik en kritisch onthaal gaat het hem in Vlaanderen steeds meer voor de wind. Zijn initiële behoefte aan (zelf)expressie – hij noemt het zijn dagboekfase – heeft dan plaatsgemaakt voor een open onderzoek naar het medium dans. Van daaruit exploreert Vanrunxt ook de intuïtieve en energetische ruimte tussen het werk en de individuele toeschouwer. Zo komt hij opnieuw uit bij ervaring/beleving, zij het nu abstracter, minder dwingend dan in zijn expressionistische jaren en met meer aandacht voor de leesbaarheid en organische ontwikkeling van zijn voorstellingen. Het drie uur durende Raum op muziek van Morton Feldman (Patterns in a Chromatic Field en Crippled Symmetry) werd zo door de cultuurredactie van De Standaard in 2006 aangestipt als beste dansvoorstelling van het jaar.

De vrijheid van bedwongen métier spreekt ook uit de samenwerkingsverbanden (altijd langdurig) die Vanrunxt aangaat met beeldende kunstenaars, scenografen, muzikanten, kostuumontwerpers, lichtdesigners. Zijn manifestatiedrang van jong choreograaf is geweken voor een meer integrale visie. Hij is nu op een punt dat hij de inbreng van medewerkers beschouwt als kwaliteitsvolle ingrediënten waarop hij blind vertrouwt om een moderne variant op een totaalervaring te creëren. Hun bijdragen zijn geëvolueerd van achtergrond – de scenische inbreng van kunstenares Anne-Mie Van Kerckhoven in de jaren ’80 bijvoorbeeld – naar evenwaardige aanwezigheid – de objecten en ruimtelijke ingrepen van beeldend kunstenaar Koenraad Dedobbeleer met wie Vanrunxt sinds 2001 samenwerkt. Ook in de gekozen contexten zelf is een nieuwe permeabiliteit geslopen. Niet toevallig is Morton Feldman al bijna vijftien jaar zijn fetisj componist want in de openheid van zijn composities vindt Vanrunxt een medestander die mee de ruimte, de tijd en de beweging op het podium boetseert. Voor de uitvoering kan hij al even lang rekenen op het hedendaagse muziekgezelschap Champ d’Action. Rond dezelfde tijd ging Vanrunxt ook samenwerken met modemythe Martin Margiela die op zijn beurt met zijn kostuumontwerpen de bewegingen van de dansers weet te accentueren, abstraheren, of opnieuw, een grotere ruimtelijkheid geeft.

Vanrunxt hanteert bovendien sinds Antropomorf (1998) een avontuurlijke manier om de constructie van een voorstelling open te trekken: de bijdragen van gesolliciteerde kunstenaars worden vaak pas net voor de voorstelling met elkaar geconfronteerd. Dit werkprincipe van ‘vreemde lichamen’ binnen het kader van voor het overige zeer geformaliseerde voorstellingen levert een spanning op met hoog performance gehalte. In For Edward Krasinski gaat Vanrunxt daarin verder dan tevoren. Deze keer nodigde hij choreograaf Salva Sanchis uit om op dezelfde muziek – Triadic Memories van Morton Feldman – onafhankelijk een danssolo voor te bereiden (voor Georgia Vardarou) die evenwel gelijktijdig naast en doorheen de zijne (met Etienne Guilloteau) op het podium zal staan. Pas net voor de première gaan de twee versies in dialoog. Met deze dubbelslag wil Vanrunxt het kijken, luisteren en meemaken opentrekken. ‘Beleving’ is zo opnieuw het sleutelwoord want pas in gedeelde ervaring kan er voor Vanrunxt iets losgeweekt worden bij de individuele toeschouwer – evengoed een ‘vreemd lichaam’ waarmee de voorstelling een weefsel wil vormen voorbij het rationele kijken en oordelen.

Meer info over Marc Vanrunxt en For Edward Krasinski op <http://www.kunst-werk.be>